Op 24 oktober 2024 heeft het Europese Hof van Justitie prejudiciële vragen beantwoord in een zaak tussen Kwantum en Vitra. Het HvJ EU bepaalde in deze landmark beslissing dat de materiele reciprociteitstoets van artikel 2 lid 7 Berner Conventie niet langer mag worden ingeroepen. Deze beslissing heeft zeer vergaande gevolgen: kortgezegd komt dit erop neer dat buitenlandse makers onbeperkt een beroep kunnen doen op auteursrechtelijke bescherming van werken van toegepaste kunst binnen de EU. Margot van Gerwen en Charlotte Garnitsch van Taylor Wessing stonden Kwantum bij in deze procedure.
Achtergrond van de zaak
Deze ruim toen jaar durende procedure tussen Kwantum en Vitra, ging in de kern om de vraag of Vitra in Nederland en België een beroep op auteursrechtelijke bescherming toekwam voor de "Dining Sidechair Wood", die oorspronkelijk ontworpen is door het Amerikaanse echtpaar Charles en Ray Eames.
Kwantum bracht een vergelijkbare stoel op de markt waarvan Vitra meende dat deze inbreuk maakte op haar auteursrechten. Kwantum betoogde echter dat Vitra voor de DSW in Nederland en België geen beroep kon doen op het auteursrecht, omdat de Dining Sidechair Wood in het land van oorsprong, de Verenigde Staten, geen enkele bescherming toekwam. De materiele reciprociteitstoets van artikel 2 lid 7 Berner Conventie bepaalt immers dat indien het werk in het land van oorsprong (hier: de Verenigde Staten) geen auteursrechtelijke bescherming geniet, het werk in het aangezochte land (hier: Nederland en België) ook geen auteursrechtelijke bescherming toekomt.
Uiteindelijk heeft de Hoge Raad - volledig op eigen initiatief en zonder dat dit onderdeel was van het partijdebat - prejudiciële vragen aan het Hof van Justitie EU gesteld over de toelaatbaarheid om de reciprociteitstoets van de Berner Conventie te mogen toepassen op werken van toegepaste kunst uit derde landen (zoals de VS) nu het Europese recht daar op zichzelf niet in voorziet.
Oordeel van het HvJ EU
Eerder oordeelde het HvJ EU al dat de materiele reciprociteitstoets van artikel 2 lid 7 Berner Conventie vanwege het vrije verkeer van diensten en goederen niet binnen de EER mag worden toegepast. Het HvJ EU oordeelt nu dat de reciprociteitstoets van artikel 2 lid 7 Berner Conventie ook niet meer mag worden toegepast op werken van toegepaste kunst uit derde landen. Het Hof oordeelde in lijn met het advies van de A-G dat het toepassen van de reciprociteitsclausule niet is toegestaan onder het Unierecht, omdat dit de uniforme bescherming van auteursrechten binnen de EU zou verstoren en tot inconsistenties zou leiden tussen de lidstaten. Het Hof merkt daarbij op dat beperkingen op intellectuele eigendomsrechten binnen de EU door uitsluitend de Uniewetgever mogen worden vastgesteld, zoals vastgelegd in artikel 17, lid 2, van het Handvest van de Grondrechten van de Europese Unie.
Deze uitspraak heeft grote impact. Hiermee krijgen auteurs van derde landen binnen de Europese Unie vrij spel: onbeperkt toegang tot het auteursrecht voor werken die in derde landen zijn ontstaan, óók wanneer dergelijke werken in het land van oorsprong geen bescherming kennen. Terwijl "EU-werken" dus misschien niet of beperkt beschermd worden in andere niet-EU-landen, staat daar nu een onbeperkte bescherming tegenover in de EU.
Deze beslissing heeft uiteraard grote gevolgen voor de grensoverschrijdende handhavingsmogelijkheden van auteursrechtelijke bescherming van productvormgeving. Laat het ons weten als meer informatie wenst te ontvangen. Wij adviseren u uiteraard graag.
Volledige tekst van de uitspraak.
The content of this article is intended to provide a general guide to the subject matter. Specialist advice should be sought about your specific circumstances.