De inzet van zonnepanelen is onvermijdelijk bij de energietransitie. Het gaat daarbij zowel om zonnepanelen op gebouwen (zoals daken van woningen) als om zonneparken. De investeerder in zonnepanelen zal tot die investering in beginsel alleen bereid zijn als hij daaruit rendement kan halen. Bij het bepalen van het rendement van zonnepanelen speelt naast de afschrijving en de eventuele subsidie de vraag of onroerendezaakbelasting is verschuldigd over de waarde van het zonnepaneel een belangrijke rol. Gemeenten voeren op dit punt echter geen eenduidig beleid, hetgeen de rechtszekerheid niet ten goede komt. De noodzakelijke investeringen in zonne-energie zouden kunnen worden bevorderd door zonnepanelen uit te zonderen van de heffing van onroerendezaakbelasting. De (mogelijke) heffing van onroerendezaakbelasting speelt dan geen rol meer bij het nemen van de investeringsbeslissing. Zolang dat niet het geval is, is het goed om de (mogelijke) heffing scherp in beeld te hebben voorafgaand aan de investering.

Wet WOZ en onroerendezaakbelasting

De eigenaren en/of gebruikers van een onroerende zaak betalen jaarlijks onroerendezaakbelasting (“ozb”). Voor het bepalen van deze belasting wordt gekeken naar de waarde van de onroerende zaak. Deze waarde wordt de WOZ-waarde genoemd en die wordt vastgesteld op grond van de Wet WOZ. De hoogte van de ozb is gebaseerd op het door de gemeenteraad vastgestelde promillage van de WOZ-waarde. Het ozb-tarief is in de ene gemeente aanzienlijk hoger dan in de andere gemeente.

Zonnepanelen en zonnepark roerend of onroerend?

Zonnepanelen worden in beginsel meegenomen in de WOZ-waarde, omdat zonnepanelen in principe een onroerende zaak vormen. Datzelfde geldt voor een zonnepark. Doorslaggevend is in dit verband de beantwoording van de vraag of een zonnepark duurzaam met de grond is verenigd. Als dat zo is, zijn de zonnepanelen onroerend. Uit de jurisprudentie (o.a. HR 31 oktober 1997, ECLI:NL:HR:1997:ZC2478 (Portacabin), HR 24 juni 2005, ECLI:NL:HR:2005:AQ7093 en HR 27 september 2013, ECLI:NL:HR:2013:CA0813) blijkt dat er van een duurzame vereniging met de grond sprake is als het betreffende bouwwerk naar aard en inrichting bestemd is om duurzaam ter plaatse te blijven.

Bij de beantwoording van de vraag of een bouwwerk bestemd is om duurzaam ter plaatse te blijven, moet worden gelet op de bedoeling van de bouwer voor zover deze naar buiten kenbaar is. Die bedoeling moet blijken uit bijzonderheden van aard en inrichting van het bouwwerk. Niet van belang is dat technisch de mogelijkheid bestaat om het bouwwerk te verplaatsen.  In 2016 oordeelde de rechtbank dat het desbetreffende zonnepark als geheel naar aard en inrichting bestemd is om duurzaam ter plaatste te verblijven, welke bestemming ook naar buiten kenbaar is. Aan de bestemming om duurzaam ter plaatse te blijven doet niet af dat de zonnepanelen door een eenvoudige demontage verplaatst kunnen worden naar een andere bestemming. De rechtbank was daarom van oordeel dat voor de toepassing van de Wet WOZ het zonnepark in deze zaak als onroerende zaak moest worden aangemerkt.

Uitzondering voor zonnepanelen in gemeentelijke belastingverordening

Gemeenten hebben echter de mogelijkheid om in de gemeentelijke belastingverordeningen uitzonderingen op te nemen voor specifieke (gedeelten van) onroerende zaken. Daardoor kunnen zonnepanelen uitgezonderd worden van de heffing van ozb. Is een dergelijke uitzonderingsbepaling niet opgenomen, dan moeten de eigenaars en/of gebruikers van een onroerende zaak met zonnepanelen in beginsel meer belasting betalen wanneer de aanwezigheid van zonnepanelen leidt tot een hogere WOZ-waarde. Dat zal doorgaans het geval zijn . In 2018 bepaalde Hof Arnhem-Leeuwarden dat zonnepanelen kunnen worden meegenomen in de onroerendezaakbelasting (ozb). Het hof stelde dat zonnepanelen van invloed zijn op de waarde van een woning, ook in het geval dat de zonnepanelen bij een verhuizing kunnen worden meegenomen. Dat betekent dat gemeenten bij de vaststelling van de WOZ-waarde van een woning, zonnepanelen in beginsel mee moeten nemen de waardeberekening.

Op dit moment geen rechtszekerheid

In een aanzienlijk deel van de gemeenten worden zonnepanelen in de praktijk niet meegenomen in de heffingsgrondslag van de ozb. Uit een onderzoek van Greenspread uit 2018 volgt een globaal beeld van de huidige praktijk. Greenspread benaderde alle gemeenten – destijds waren dat er 380 – waarna er uiteindelijk 198 gemeenten meededen aan het onderzoek. Van deze gemeenten nam ruim een derde zonnepanelen bewust mee bij de vaststelling van de WOZ-waarde, een derde doet dit bewust niet én een derde heeft hierover geen beleid. Duidelijk is dat hiermee de rechtszekerheid van woningeigenaren van een woning met zonnepanelen en eigenaren van zonneparken niet is gediend.

Voor zover het gaat om een investering in zonnepanelen op woningen is er sprake van een relatief gering financieel belang. Uit een brief van de Staatssecretaris van Financiën uit 2018 blijkt dat – uitgaande van een gemiddeld ozb-tarief voor woningen – het bedrag dat een eigenaar van een huis met zonnepanelen naar schatting tussen de € 5,- en € 10,- per jaar extra aan ozb betaalt. In de casus van de uitspraak van Hof Arnhem-Leeuwarden van 17 april 2018 was de toename van de ozb als gevolg van de zonnepanelen circa € 6,25. In de praktijk blijkt dus dat de toename van de ozb na het aanschaffen van zonnepanelen door huiseigenaren, zeer gering is. Bij zonneparken daarentegen kunnen de verschillen in ozb aanzienlijk zijn. Afhankelijk van de grootte van deze parken kan het verschil tussen het wel of niet betalen voor ozb voor zonnepanelen oplopen tot in de tienduizenden euro's. Ook het ozb-tarief, dat tussen gemeenten verschilt, kan zorgen voor grote verschillen in ozb tussen gemeenten.

Zonnepanelen in de toekomst verplicht vrijgesteld van ozb?

Tijdens de behandeling van het Belastingplan 2019 in het najaar van 2018 is de regering door de motie Lodders/Van Weyenberg verzocht om een voorstel te ontwikkelen waarmee zonnepanelen standaard buiten de ozb gehouden worden, om zodoende huiseigenaren te stimuleren om hun huis te verduurzamen. Per  brief van 14 januari 2021 heeft de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijkrelaties op deze motie gereageerd. De minister stelt dat er op dit moment twee manieren zijn om verduurzamingsmaatregelen – waar zonnepanelen onder vallen – fiscaal te stimuleren. Enerzijds door de zonnepanelen vrij te stellen van ozb en anderzijds door subsidies te verstrekken. In de brief stelt de minister dat er verschillende nieuwe mogelijkheden zijn om zonnepanelen (en andere verduurzamingsmaatregelen) verplicht vrij te stellen van ozb. Allereerst door een verplichte wettelijke belastingvrijstelling voor zonnepanelen. Dat kan op drie manieren worden gerealiseerd:

  • door een ozb-vrijstelling,
  • een WOZ-vrijstelling of
  • een combinatie van beide.

In de tweede plaats door een groene ‘heffingskorting'. Gemeenten worden dan verplicht om de verschuldigde ozb te verminderen met een bepaalde korting.

Op dit moment is nog onduidelijk of en zo ja hoe zonnepanelen (en andere verduurzamingsmaatregelen) in de toekomst verplicht zullen worden vrijgesteld van de ozb. De tendens lijkt te wijzen op een verplichte vrijstelling, hetgeen ik zou toejuichen, ook omdat daarmee sprake zou zijn van een uniforme regeling voor alle investeerders in zonnepanelen. Laten we hopen dat dit punt bij de kabinetsformatie wordt meegenomen.

Kortom, voordat een investeringsbeslissing wordt genomen voor de installatie van zonnepanelen op daken of voor de realisatie van een zonnepark, is het goed ook naar de fiscale aspecten te kijken.

Originally Published 28 May 2021

The content of this article is intended to provide a general guide to the subject matter. Specialist advice should be sought about your specific circumstances.