Recentelijk hebben Jan Greijdanus en Esfandiar Rezaei commentaar
geschreven bij de uitspraak van de Rechtbank Oost-Brabant van 14
februari 2024 over bestuurdersaansprakelijkheid. In deze uitspraak
worden een bestuurder, voormalig bestuurder en een derde (als
feitelijk bestuurder) van een stichting hoofdelijk aansprakelijk
verklaard.
Uit de overwegingen van de Rechtbank bij deze uitspraak zijn wijze
lessen voor (toekomstig) bestuurders te ontlenen:
- Ga voorgaande wisselingen in het bestuur na
Bij het overwegen van een bestuursfunctie, kan het raadzaam zijn na te gaan hoeveel bestuurders inmiddels in functie zijn geweest en voor welke duur. De bestuurders in kwestie hadden onraad kunnen ruiken na raadpleging van deze gegevens bij de Kamer van Koophandel. In een periode van ongeveer één jaar, hadde stichting drie bestuurders versleten.
- Controleer de (aanwezigheid van een) bestuursaansprakelijkheidsverzekering
De bestuursaansprakelijkheidsverzekering bood in de besproken zaak geen dekking.
- Verifieer of aan de boekhoudplicht wordt voldaan en of (betalings)verplichtingen van de rechtspersoon voldoende op schrift staan
De invulling van de boekhoudplicht – waaraan elke rechtspersoon zich heeft te houden – is afhankelijk van onder andere (het aantal en de omvang van de) activiteiten. In ieder geval gaat de boekhoudplicht verder dan het (incidenteel) opstellen van een balans en het boeken van facturen. Vereist is ook dat eventuele (betalings-)verplichtingen vastliggen in (schriftelijke) overeenkomsten, zoals service- en/of managementovereenkomsten. De boekhouding moet het bestuur in staat stellen de juiste beslissingen te nemen, maar ook een opvolgend bestuurder op weg kunnen helpen. De stichting in kwestie had een gezonde financiële huishouding toen de voormalig bestuurder afscheid nam. Deze werd toch hoofdelijk aansprakelijk gesteld omdat hij de basis had gelegd voor een risicovolle wijze van besturen zonder schriftelijke afspraken.
- Vergeet de eigen (wettelijke) verantwoordelijkheid niet
Een bestuurder heeft in principe altijd een eigen verantwoordelijkheid, ook als hij of zij onder druk gezet wordt door een derde. In sommige gevallen kan aftreden raadzaam zijn. In dit geval had de bestuurder inmenging van een feitelijk bestuurder toegelaten, dit vormde voor de Rechtbank geen grond tot matiging of afzien van hoofdelijke aansprakelijkheid.
- Het doel van de betreffende rechtspersoon is niet doorslaggevend:
Ook een bestuurder van een stichting die louter maatschappelijk doelen nastreeft, kan onder omstandigheden hoofdelijk aansprakelijk zijn.
Verder wordt in de uitspraak bevestigd dat een derde als feitelijk bestuurder aansprakelijk kan zijn. Feitelijk bestuur is aan de orde als ten minste een deel van de bestuursbevoegdheid is toegeëigend en op die manier het beleid heeft bepaald of mede bepaald als ware hij bestuurder. In de uitspraak die wij bespraken, speelt een derde de hoofdrol (door grote bemoeienis met de beleidsonderwerpen van de stichting) zonder formele functie. Hij ontloopt zijn aansprakelijkheid niet.
Gegevens van de uitspraak en wenk: Rb. Oost-Brabant 14-02-2024, ECLI:NL:RBOBR:2024:598, RO 2024/35.
Originally published 30 May 2024
The content of this article is intended to provide a general guide to the subject matter. Specialist advice should be sought about your specific circumstances.