With thanks to legal intern Simon Struijk, co-author of this article.
There are many suppliers of agricultural produce in the Netherlands, such as farmers and growers, but also slaughterhouses. These partners in the food supply chain often have a weak bargaining position as they are often very dependent on their buyers.
One of the reasons for this is the nature of the products being sold. Individual suppliers often sell homogeneous produce that is perishable and/or seasonal to varying degrees. Some of the partners in the supply chain, such as farmers and growers, greatly outnumber their buyers, whereas others operate in a market with overcapacity. The result is the same: they have little bargaining power. The agricultural entrepreneurs suffer from this imbalance, which has led to unfair trading practices. Examples of such practices include delayed payment, unjustified cancellation of orders, unexplained rejection of products and forced take-back of unsold products.
The Dutch government has sought to strengthen the position of suppliers in the agricultural sector through the Act on Unfair Commercial Practices in the Agricultural and Food Supply Chain (Wet oneerlijke handelspraktijken landbouw- en voedselvoorzieningsketen) (the Act), an implementation of EU Directive 2019/633. The government report Improving Market Outcomes. Enhancing the Position of Farmers in the Supply Chain of 2016 identified practices which were considered unfair by agricultural entrepreneurs. Many of these practices have been included in the Act. Some of the provisions of the Act are mandatory, meaning that is unlawful to derogate by contract. Other provisions are binding unless the buyer and supplier clearly and unambiguously agree – in writing – to deviate. Apparently, the Dutch government has decided to leave some room for negotiation between buyer and supplier.
The aim of the EU Directive and of the Unfair Commercial Practices Act is to bring more balance to the relationship between buyer and supplier and to make it easier for suppliers to submit a complaint or initiate court proceedings, if necessary. For this reason, the Act requires the annual turnover of the supplier to be significantly lower than that of the buyer. If there is no such disparity, the legislator sees no state responsibility to intervene.
The Act designates two bodies responsible for handling complaints. The Netherlands Authority for Consumers & Markets (Autoriteit Consument & Markt, or ACM) can enforce unfair commercial practices and impose fines. There is also a Disputes Committee (Geschillencommissie) appointed by the Minister of Agriculture, Nature and Food Quality (Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit). If one of the parties applies for dispute resolution under the Act, the Committee issues a binding decision. This is a civil procedure in which the Committee decides on which party is right and whether compensation should be paid.
Since 1 November 2022, any supplier with a complaint under the Act may submit a complaint to the ACM or the Geschillencommissie. The ACM has recently imposed an order subject to a penalty of non-compliance (last onder dwangsom) on a large cheese producer. Every month, the cheese producer told the dairy farmers what they would be paid for their milk. An unacceptable practice in the eyes of the ACM. A victory for the Dutch suppliers of agricultural produce? Many still don't report violations for fear of damaging the relationship with their buyers. Perhaps this penalty will lower that threshold.
Dutch
Wet oneerlijke handelspraktijken in de landbouw- en voedselketen
Met dank aan juridisch stagiair Simon Struijk, coauteur van dit artikel.
Er zijn veel leveranciers van landbouwproducten in Nederland, zoals boeren en tuinders, maar ook slachterijen. Deze partners in de toeleveringsketen van de voedselvoorziening hebben vaak een zwakke onderhandelingspositie, omdat het er zoveel zijn en ze vaak erg afhankelijk zijn van hun afnemers. Een van de redenen hiervoor is de aard van de producten die ze verkopen. Individuele leveranciers verkopen vaak homogene producten die in meer of mindere mate bederfelijk en/of seizoensgebonden zijn. Sommige partners in de toeleveringsketen, zoals boeren en tuinders, zijn veel talrijker dan hun afnemers, terwijl anderen in een markt met overcapaciteit opereren. Het resultaat is hetzelfde: ze hebben een slechts onderhandelingspositie. De landbouwproducenten lijden onder dit gebrek aan evenwicht, wat een van de oorzaken van de oneerlijke handelspraktijken is. Voorbeelden van dergelijke praktijken zijn vertraagde betaling, ongerechtvaardigde annulering van orders, onverklaarde afwijzing van producten en gedwongen terugname van onverkochte producten.
De Nederlandse regering heeft geprobeerd de positie van leveranciers in de landbouwsector te versterken door middel van de Wet oneerlijke handelspraktijken landbouw- en voedselvoorzieningsketen (de Wet OHP Landbouw), een implementatie van EU-richtlijn 2019/633. Het overheidsrapport Improving Market Outcomes. Enhancing the Position of Farmers in the Supply Chain uit 2016 identificeerde praktijken die door agrarische ondernemers als oneerlijk werden beschouwd. Veel van deze praktijken zijn opgenomen in de Wet OHP Landbouw. Sommige bepalingen van de Wet OHP Landbouw zijn dwingend, wat betekent dat er geen afspraken kunnen worden gemaakt die in strijd zijn met deze bepalingen. De andere bepalingen zijn bindend, tenzij de afnemer en de leverancier duidelijk en ondubbelzinnig schriftelijk overeenkomen hiervan af te wijken. Blijkbaar heeft de Nederlandse overheid besloten om enige ruimte te laten voor onderhandeling tussen afnemer en leverancier.
Het doel van de EU-richtlijn en van de Wet OHP Landbouw is om meer evenwicht te brengen in de relatie tussen afnemer en leverancier en om het voor leveranciers makkelijker te maken om een klacht in te dienen of naar de rechter te stappen als dat nodig is. De Wet OHP Landbouw vereist dan ook dat de jaarlijkse omzet van de leverancier aanzienlijk lager is dan die van de afnemer. Als dit verschil er niet is, ziet de wetgever geen verantwoordelijkheid voor de staat om in te grijpen.
De wet wijst twee instanties aan die verantwoordelijk zijn voor de behandeling van klachten. De Autoriteit Consument & Markt (ACM) kan oneerlijke handelspraktijken handhaven en boetes opleggen. Er is ook een Geschillencommissie die is aangesteld door de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (de Commissie). Als een van de partijen een verzoek indient voor geschillenbeslechting op grond van de Wet OHP Landbouw, doet de Commissie een bindende uitspraak. Dit is een civiele procedure waarin de commissie beslist welke partij gelijk heeft en of er schadevergoeding moet worden betaald.
Sinds 1 november 2022 kan elke leverancier met een klacht onder de Wet OHP Landbouw naar de ACM of de Geschillencommissie stappen. De ACM heeft onlangs een last onder dwangsom opgelegd aan een grote kaasproducent. De kaasproducent vertelde elke maand aan de melkveehouders hoeveel hij voor hun melk wilde betalen. Een onacceptabele praktijk in de ogen van de ACM. Een overwinning voor de Nederlandse leveranciers van landbouwproducten? Velen melden nog steeds geen overtredingen uit angst de relatie met hun afnemers te beschadigen. Misschien dat deze boete helpt bij het verlagen van die drempel.
The content of this article is intended to provide a general guide to the subject matter. Specialist advice should be sought about your specific circumstances.