Vorige week publiceerde minister van Financiën, Hoekstra, de door de AFM en DNB ingezonden wensen voor de wet- en regelgeving kalender 2020 alsmede zijn initiële reactie daarop. De jaarlijkse wetgevingsbrieven van de Nederlandse financiële toezichthouders hebben tot doel om de nationale financieel toezichtrechtelijke wet- en regelgeving te laten aansluiten bij de ontwikkelingen die de toezichthouders zien in de markt.
DNB stipt de volgende punten aan:
- Gesprek over verhouding en evenredigheid van toezichtrechtelijke heffingen; de tarieven voor vergunningaanvragen zijn niet kostendekkend, onder meer doordat sommige toezichthandelingen kosteloos zijn, vergunningeisen zwaarder zijn geworden resulterend in hogere kosten om daarover toezicht te kunnen houden. DNB verzoekt om een gesprek met MinFin hoe het gevoel weggenomen kan worden bij onder toezicht staande ondernemingen dat zij betalen voor nieuwe toetreders;
- Aanscherping
onderdelen integriteitswetgeving, zoals de Wet ter
voorkoming van witwassen en financieren terrorisme, de Sanctiewet
en de Wet toezicht trustkantoren. Concreet stelt DNB voor om:
- verzekeraars uit derde
landen (i.e. met vestiging in een land buiten de Europese
Economische Ruimte, waaronder ook het Verenigd Koninkrijk na de
effectuering van Brexit) geen toegang meer te
geven tot de Nederlandse markt zonder dat DNB prudentieel toezicht
kan uitoefenen over deze verzekeraars;
- De minister deelt het oordeel van DNB en zegt toe een wijzigingsvoorstel in consultatie te brengen;
- verzekeraars, net
als banken, te onderwerpen aan de verplichting om een verklaring
van geen bezwaar (vvgb) te verkrijgen van DNB
alvorens zij kunnen reorganiseren (zowel
vennootschapsrechtelijk, maar ook financieel zoals via
herverzekeringsconstructies of een beursgang);
- Er wordt gewerkt aan een voorstel. De minister zal dit in consultatie brengen;
- conform Wwft en Wtt 2018 ook een
publicatieregime introduceren met betrekking tot
handhavingsmaatregelen die door DNB worden getroffen in het kader
van overtreding van de Sanctiewet;
- De Minister zegt toe hierover in overleg te zullen treden met DNB en de relevante departementen en toezichthouders die ook bevoegdheden onder de Sanctiewet hebben;
- verplichting voor het uitvoeren van
een beperkt cliëntonderzoek (identificatie
cliënt en verificatie van identiteit) voor aanbieders
van cryptodiensten in geval van - ook -
incidentele transacties ongeacht de waarde van die
incidentele transacties. Aanbieders van cryptodiensten zijn
partijen die omwisseldiensten verlenen van fiat geld naar virtuele
valuta en vice versa en zogenaamde custodial wallet providers,
zijnde partijen die - kort door de bocht - toegang hebben tot de
private key van een klant. Vanaf het moment van inwerkingtreding
van de aanpassingen in de Wwft ter implementatie van AMLD V zal een
registratieplicht gelden voor deze aanbieders van cryptodiensten en
vallen zij onder de reikwijdte van de Wwft. Zij dienen, net als
andere instellingen / poortwachters onder de Wwft, een
cliëntonderzoek te verrichten voorafgaand aan het aangaan van
een zakelijke relatie. Als er geen zakelijke relatie wordt
aangegaan, maar slechts een incidentele transactie wordt
uitgevoerd, geldt in beginsel een drempelbedrag van €15.000
voor het uitvoeren van cliëntonderzoek (tenzij er andere
gronden zijn om een cliëntonderzoek te verrichten zoals
opgesomd in artikel 3 lid 5 Wwft). DNB wenst dit
drempelbedrag niet van toepassing te laten zijn op aanbieders van
cryptodiensten die incidentele transacties uitvoeren;
- De Minister houdt zijn kruit droog op dit punt. Eerst moet de aangepaste Wwft in werking treden. Nadien kan beoordeeld worden of de zorgen van DNB ten aanzien van de hoeveelheid incidentele transacties terecht zijn. Dit vergt een gedegen analyse;
- gelijktrekken van
drempelwaarde voor enerzijds het uitvoeren van
cliëntonderzoek in geval van
incidentele geldwisseltransacties (thans
€15.000) en anderzijds de meldplicht bij de
Financial Intelligence Unit van contante geldwisseltransacties van
€10.000 en hoger. Deze discrepantie dient opgeheven te worden
door deze drempelwaarde aan elkaar gelijk te stellen, waarbij DNB
de nadrukkelijke voorkeur uitspreekt voor het verlagen van de
drempelwaarde voor het uitvoeren van cliëntonderzoek in geval
van incidentele geldwisseltransacties van €15.000 naar
€10.000;
- De Minister zal de wens van DNB onderzoeken, met tevens in het achterhoofd de discrepantie tussen cliëntonderzoek verplichtingen enerzijds en de meldplicht voor ongebruikelijke transacties anderzijds. Een verlaging van de drempelwaarde van €15.000 naar €10.000 voor de verplichting om een cliëntonderzoek uit te voeren in geval van een incidentele transactie is geen reële optie omdat dit afwijkt van de AMLD. Afwijking van de Europese Richtlijn kan in principe alleen indien er een aantoonbaar hoog risico op witwassen en financieren van terrorisme geldt. Dat geldt niet voor wisselinstellingen.
- DNB wenst een algeheel
verbod op te nemen op het verstrekken van
belastingadvies door trustkantoren. Op dit moment
geldt een verbod voor de combinatie van het verlenen van
trustdiensten en het verstrekken van belastingadviezen aan dezelfde
klant. DNB vindt dit een lastig te handhaven verbod en pleit om die
reden voor een algeheel verbod;
- De Minister staat hier positief tegenover en zal hierover in overleg treden met DNB.
- verzekeraars uit derde
landen (i.e. met vestiging in een land buiten de Europese
Economische Ruimte, waaronder ook het Verenigd Koninkrijk na de
effectuering van Brexit) geen toegang meer te
geven tot de Nederlandse markt zonder dat DNB prudentieel toezicht
kan uitoefenen over deze verzekeraars;
Alvorens haar wensenlijstje toe te lichten, benadrukt de AFM het belang van goede wet- en regelgeving om effectief toezicht te kunnen houden. De AFM noemt in dat kader de toekomstige Crowdfunding Verordening die naar verwachting in 2021 van kracht wordt. In december 2019 bereikten het Europees Parlement, de Raad en de Europese Commissie overeenstemming over de voorgestelde Verordening. Twintig dagen na publicatie van de uiteindelijk vastgestelde Verordening in het Official Journal van de Europese Unie zal de Crowdfunding Verordening in werking treden en 12 maanden later van kracht worden in de Europese Economische Ruimte. Met de AFM zijn wij verheugd over de komst van deze verordening in de nabije toekomst.
Een ander punt dat de AFM aanstipt is het voornemen van de Tweede Kamer om de inzichtelijkheid en toegankelijkheid van de Wet op het financieel toezicht te verbeteren. Eerder is de markt geconsulteerd of de Wft grootschalig aangepast moet worden. Een algehele grootschalige aanpassing is van de baan, maar gelukkig geldt dat niet voor het herstellen van de uitgangspunten van inzichtelijkheid en toegankelijkheid van de Wft. Ons inziens een absolute must.
Ook kondigt de AFM een eigen onderzoek aan naar de wijze waarop de zorgplicht die van toepassing is op financiëledienstverleners vorm gegeven kan worden in de beheerfase van bepaalde financiële producten, zoals (consumptief of hypothecair) krediet en verzekeringen. Reeds nu verzoekt de AFM om overleg met de Minister met betrekking tot de uitkomsten van dat onderzoek.
Wat betreft concrete wensen, verzoekt de AFM het volgende:
- Aanpassing van de
Wet toezicht accountantsorganisaties (Wta) om de
AFM meer armslag te geven accountantsorganisaties
verantwoordelijk te kunnen houden voor
tekortkomingen in de wettelijke
controles die door individuele accountants worden gedaan.
In recente rechtspraak van het CBb werd duidelijk
dat de zorgplicht in de Wta het enige wettelijke aanknopingspunt is
voor de AFM om de accountantsorganisatie zelf verantwoordelijk te
kunnen houden voor de kwaliteit van de wettelijke controles die
door de individuele accountants werkzaam bij de
accountantsorganisatie worden gedaan. De individuele accountants
zijn enkel via het tuchtrecht aan te spreken. De AFM acht dit een
minder effectieve, en om die reden onwenselijke, vorm van toezicht.
- Als reactie op het eindrapport van de Commissie toekomst accountancysector schreef de Minister medio maart al zich te kunnen vinden in de aanbevelingen van de Commissie wat zal leiden tot een aanpassing van de Wta. Daarbij dient de beoordeling van het kwaliteitsbeheersingssysteem van accountantsorganisaties centraal te staan. Ook zal het wettelijke handhavingsinstrumentarium van de AFM aangescherpt moeten worden. De Minister en de AFM zijn hierover reeds in overleg;
- operating lease producten aan
consumenten, zoals private lease, dienen
gereguleerd te worden als consumptief
krediet. Er wordt een onderscheid gemaakt in financial
lease (zoals koop op afbetaling en huurkoop) dat een vorm van
goederenkrediet is, en daarmee gereguleerd onder het Burgerlijk Wetboek en de Wet op het
financieel toezicht, en operating lease (huur/verhuur) dat
uitgezonderd is van het toezicht. Bij operating lease staat het
gebruik van het goed centraal en wordt geen eigendomsoverdracht
beoogd, terwijl dat bij financieel lease wel zo is. Het economisch
risico van waardevermindering e.d. ligt dan ook bij operating lease
bij de lessor, terwijl dat bij financial lease bij de lessee ligt.
Het onderscheid tussen beide vormen van leasing is echter soms
lastig te maken, in het bijzonder als aan de operating lessee
(huurder) een zogenaamde urgerende koopoptie (zijnde een optie die
een redelijk denkend persoon niet zou afslaan, e.g. koop van het
goed voor €1 na de looptijd van de 'huurovereenkomst')
wordt geboden na de looptijd van de operating lease of indien de
looptijd en gepaard gaande huurpenningen de waarde van het
'gehuurde' goed overschrijden. De lessee betaalt dan immers
gewoon voor het goed in termijnen, waardoor het effectief een vorm
van koop op afbetaling is en derhalve van gereguleerde financial
lease is. De AFM stelt voor om van de ruimte die artikel 1:20 Wft
biedt gebruik te maken en bij besluit (AMvB) operating lease aan
consumenten te onderwerpen aan toezicht. Dat zou betekenen dat het
reguliere, formele wetgevingstraject niet gevolgd wordt.
- De Minister wil in overleg met de AFM en marktpartijen om inzicht te krijgen in de door de AFM gesignaleerde problematiek en om te kunnen beoordelen of ingrijpen nodig is en aanpassing van wet- en regelgeving de gepaste oplossing is. De Minister wenst daarin ook de evaluatie van de Europese richtlijn voor consumentenkrediet mee te nemen;
- Markttoegang light
beheerders van beleggingsinstellingen uit andere
lidstaten. Onder de AIFMD, de Europese richtlijn die
(beheerders van) alternatieve beleggingsinstellingen (AIFs)
onderwerpt aan toezicht, zijn zogenaamde kleine of light beheerders
uitgezonderd van de (verstrekkende) vergunningplicht en kunnen zij
volstaan met een registratie bij de competente toezichthouder. In
Nederland staat dit light regime alleen open voor Nederlandse
beheerders die (i) de voor hen relevante drempelwaarde van
ófwel (a) €100 miljoen activa onder beheer (AuM)
ófwel (b) €500 miljoen AuM (mits closed end en
unleveraged) niet overschrijden, én (cumulatief) (ii) de
deelnemingsrechten aanbieden (a) aan minder dan 150 personen, ofwel
(b) met een nominale waarde of tegen een tegenwaarde van ten minste
€100.000 per persoon, ofwel (c) enkel aan professionele
beleggers. De AFM verzoekt de Minister om dit light regime ook open
te stellen voor kleine beheerders gevestigd in andere lidstaten,
doch stelt zich daarbij de vraag of aan deze kleine beheerders ook
de mogelijkheid moet worden geboden om deelnemingsrechten aan
minder dan 150 personen (doorgaans retail beleggers) te kunnen
aanbieden in Nederland.
- De Minister zegt toe om met dit verzoek van de AFM nader te onderzoeken;
- Laten vervallen van
vergunningplicht voor instellingen voor
collectieve belegging in effecten (icbe's) indien
beheerder met zetel in andere lidstaat een icbe
wil beheren in Nederland. Ook roept de AFM op om de wijze van
implementatie van de prospectusvereisten die
volgen uit ICBE Richtlijn in de Wft nog eens te
reviewen in verband met discrepanties tussen
toepasselijke regels voor een Nederlandse beheerder die een
prospectus publiceert met betrekking tot door hem beheerder icbe
met zetel in een andere lidstaat. Op grond van de Wft dient dit
prospectus te voldoen aan de Wft en lagere regelgeving, terwijl op
grond van de ICBE Richtlijn het prospectus voor bepaalde delen de
toepasselijke wet- en regelgeving in de lidstaat van herkomst van
de icbe dient te volgen.
- De Minister zal in overleg treden met de AFM om te bezien of deze wetgevingswensen van de AFM tot aanpassing van de Wft nopen.
Originally published April 2020
The content of this article is intended to provide a general guide to the subject matter. Specialist advice should be sought about your specific circumstances.