Er zijn verschillende contractvormen op basis waarvan werk kan worden verricht. Daarbij zijn het werken als zelfstandige en het werken in loondienst op basis van een arbeidsovereenkomst, de belangrijkste vormen. Het werken als (schijn)zelfstandige is de afgelopen jaren enorm toegenomen. De wijze waarop het werken is ingericht in de praktijk, bepaalt de uiteindelijke de contractvorm die wordt toegepast. Het is van belang dat voor het juiste werk de juiste contractvorm wordt gehanteerd. Om daarover meer duidelijkheid te krijgen en helder te hebben wanneer gebruik zou moeten worden gemaakt van een arbeidsovereenkomst in plaats van een zelfstandige, wordt door middel van dit wetsvoorstel een wettelijk toetsingskader geïntroduceerd.

Concreet gaat het om de volgende twee voorgestelde wetswijzigingen:

1.Het wettelijke vereiste 'werken in dienst van' (gezag, op basis van een arbeidsovereenkomst) wordt door middel van dit wetsvoorstel verduidelijkt. Om die reden worden er drie hoofdelementen opgenomen in de wettelijke definitie van de arbeidsovereenkomst ter invulling van het 'werken in dienst van'. De volgende drie criteria, die voortkomen uit de bestaande jurisprudentie, worden opgenomen:

  • de arbeid wordt verricht onder werkinhoudelijke aansturing door de werkgever;
  • de arbeid of de werknemer zijn organisatorisch ingebed in de organisatie van de werkgever; en
  • de werknemer verricht de arbeid niet voor eigen rekening en risico.

Wanneer hiervan sprake is, wordt bij een besluit van de regering nog verder verduidelijkt. In het concept wetsvoorstel zijn al wel indicaties opgenomen die moeten worden meegewogen bij deze toets, waaronder:

  • of de werkgevende bevoegd is om aanwijzingen en instructies te geven over de wijze waarop de werkende de werkzaamheden moet uitvoeren en de werkende deze ook moet opvolgen;
  • of de werkzaamheden worden verricht binnen het organisatorisch kader van de organisatie van de werkgevende;
  • of de financiële risico's en resultaten van de werkzaamheden bij de werkende liggen;
  • of de werkende meerdere opdrachtgevers per jaar heeft.

2.Door dit wetsvoorstel wordt een rechtsvermoeden geïntroduceerd bij een uurtarief onder de€ 32,24. Wanneer een uurtarief onder dit bedrag wordt afgesproken, wordt vermoed dat sprake is van een arbeidsovereenkomst. Als de werker zich er op beroept dat er sprake is van een arbeidsovereenkomst, is het niet aan deze werknemer om dat te bewijzen, maar juist aan de werkgever om aan te tonen dat geen sprake is van een arbeidsovereenkomst.

Het beoogde tijdstip van inwerkingtreding van de maatregelen in dit wetsvoorstel is 1 juli 2025. Er is geen overgangsrecht voorzien, wat betekent dat de maatregelen zoals opgenomen in dit wetsvoorstel in dat geval onmiddellijke werking hebben en dus ook gelden voor bestaande arbeidsrelaties.

The content of this article is intended to provide a general guide to the subject matter. Specialist advice should be sought about your specific circumstances.