Beeldt u zich de volgende situatie in. Een garagehouder verkoopt een tweedehandswagen aan een geïnteresseerde koper. Partijen komen mondeling een koopprijs van 53.500 EUR overeen. Bij het invullen van de bestelbon vergist de garagehouder zich en vermeldt hij een prijs van 43.500 EUR. Deze bestelbon wordt ondertekend door beide partijen. De verkoper merkt pas nadien zijn vergissing op en intussen meent de koper dat hij slechts het bedrag moet betalen dat is vermeld op de ondertekende bestelbon. Enkele dagen nadat de discussie over de koopprijs is ontstaan, vindt een telefoongesprek plaats. Tijdens dat gesprek geeft de koper toe dat de (mondeling) overeengekomen prijs wel degelijk 53.500 EUR was. Wat de koper niet weet, is dat de garagehouder dat gesprek opneemt. Een minnelijke oplossing wordt niet gevonden en de garagehouder brengt de betwisting over de koopprijs voor de rechtbank.

De garagehouder zal in rechte moeten aantonen dat in werkelijkheid een hoger  bedrag was overeengekomen dan het bedrag vermeld op de bestelbon. De  geluidsopname van het telefoongesprek voorleggen, zou hem kunnen helpen.

Maar mag de garagehouder dat heimelijk opgenomen telefoongesprek wel  gebruiken als bewijselement in een procedure?

Deze feiten (vereenvoudigd weergegeven) lagen aan de basis van het cassatie[1]arrest van 14 juni 2021. In hoger beroep weigerde de appelrechter om de geluidsopname als  bewijselement in aanmerking te nemen omdat het op onrechtmatige wijze werd  verkregen. De appelrechter motiveert dit, onder meer, op grond van het feit dat  de opname heimelijk is gebeurd en dat het er sterk op lijkt dat bepaalde  verklaringen door de garagehouder werden uitgelokt om zich een bewijs te  verschaffen.

Het Hof van Cassatie vernietigt het arrest van de appelrechter. Over het  onrechtmatig verkregen bewijs overweegt het Hof van Cassatie:

“Behoudens wanneer de wet uitdrukkelijk anders bepaalt, kan het gebruik van  onrechtmatig verkregen bewijs in burgerlijke zaken slechts worden geweerd  indien de bewijsverkrijging de betrouwbaarheid van het bewijs aantast of indien  hierdoor het recht op een eerlijk proces in gevaar wordt gebracht.

De rechter dient hierbij rekening te houden met al de omstandigheden van de  zaak, waaronder de wijze waarop het bewijs werd verkregen, de  omstandigheden waarin de onrechtmatigheid werd begaan, de ernst van de  onrechtmatigheid en de mate waarin hierdoor het recht van de wederpartij  werd geschonden, de bewijsnood van de partij die de onrechtmatigheid beging  en de houding van de wederpartij.”

Wat kan uit dit arrest worden afgeleid?

Onrechtmatig verkregen bewijs moet in burgerlijke zaken niet zonder meer uit  de debatten worden geweerd. In beginsel kan de feitenrechter ook  onrechtmatig verkregen bewijs in aanmerking nemen.

Dit uitgangspunt geldt niet onverkort. Het Hof van Cassatie overweegt dat dit  niet geldt (i) wanneer de wet uitdrukkelijk anders bepaalt, of (ii) indien de  bewijsverkrijging de betrouwbaarheid van het bewijs aantast of indien hierdoor  het recht op een eerlijk proces in gevaar wordt gebracht. Het Hof van Cassatie  vermeldt verder ook de (secundaire) criteria die de rechter hierbij in acht moet  nemen. Geconfronteerd met onrechtmatig verkregen bewijs zal de feitenrechter  deze toets, de zgn. “Antigoon”-toets, telkens moeten doorvoeren.

Dit cassatiearrest is niet het eerste arrest over het lot van onrechtmatig  verkregen bewijs.

De Antigoonleer/Antigoontoets werd het eerst in strafzaken ontwikkeld. In het  principearrest van 14 oktober 2003 oordeelde het Hof van Cassatie dat  onrechtmatig verkregen bewijselementen in strafzaken in aanmerking mogen  worden genomen:

“overwegende dat de omstandigheid dat een bewijselement op onrechtmatige  wijze werd verkregen, in de regel slechts tot gevolg heeft dat de rechter, bij het  vormen van zijn overtuiging, dat gegeven rechtstreeks noch onrechtstreeks in  aanmerking mag nemen:

- hetzij wanneer de naleving van bepaalde vormvoorwaarden voorgeschreven  wordt op straffe van nietigheid;

- hetzij wanneer de begane onrechtmatigheid de betrouwbaarheid van het  bewijs heeft aangetast;

- hetzij wanneer het gebruik van het bewijs in strijd is met het recht op een  eerlijk proces.”

De Antigoonleer beperkte zich echter niet tot enkel strafzaken.

Een ander belangwekkend arrest was het cassatiearrest van 10 maart 2008. Dit  arrest betrof het sociaalrechtelijke contentieux (zij het met een strafrechtelijk  kantje) (1). Hieruit werd door verschillende commentatoren afgeleid dat de  Antigoonleer ruim kon worden toegepast en ook in het burgerlijke domein  toepassing vond. Nochtans bestond ook terughoudendheid. Het was wachten  op een nieuw cassatiearrest dat uitsluitsel kon bieden. Het cassatiearrest van 14 juni 2021 doet dit: het bevestigt dat de Antigoonleer ook geldt voor  onrechtmatig verkregen bewijs in burgerlijke zaken en het arrest formuleert ook  criteria die beter aangepast zijn aan de burgerlijke zaken.

Conclusie

Het loutere feit dat een bewijselement onrechtmatig verkregen werd, volstaat  niet om het uit de debatten te weren. Ook in burgerlijke zaken kan een partij zijn  vordering dus trachten te ondersteunen met bewijselementen die onrechtmatig  zijn verkregen.

Een waarschuwing is op zijn plaats. Uit het besproken cassatiearrest mag men  niet afleiden dat het finaal niet meer uitmaakt hoe bewijs wordt verkregen…  Men doet er goed aan bewijselementen steeds op een rechtmatige wijze te  verzamelen. Niet alleen is het moeilijk te voorspellen of de feitenrechter het  onrechtmatig verkregen bewijselement in een concrete zaak zal aanvaarden of  toch uit de debatten zal weren. De rechter moet immers oordelen rekening  houdend met al de omstandigheden van de zaak. Ook kunnen er bij het  verkrijgen van bewijselementen op een onrechtmatige wijze soms strafrechtelijk  gesanctioneerde bepalingen worden geschonden. De partij die dergelijk bewijs  voorlegt, loopt dan wel nog het risico strafrechtelijk vervolgd te worden.

Meer weten?

U kan ons steeds contacteren voor meer informatie over dit onderwerp.

Didier Bracke, Hans Dhondt en Flavie Vermander

(1) Het betrof de terugvordering van werkloosheidsuitkeringen door de RVA.  Het strafrechtelijk kantje bestond erin dat de RVA kennis had gekregen van het  feit dat de betrokkene heimelijk tewerkgesteld was via de politie die hierbij  echter het geheim van het opsporingsonderzoek had geschonden.

The content of this article is intended to provide a general guide to the subject matter. Specialist advice should be sought about your specific circumstances.