Tot 1 januari 2018 kenden de beroepsgroepen advocatuur, notariaat en gerechtsdeurwaarders verschillende regelingen voor (i) de kosten van toezicht en tuchtrechtspraak en (ii) het ten laste brengen van deze kosten aan de beroepsgroep zelf. Waar de advocatuur het toezicht en tuchtrecht grotendeels zelf financierde, werd dit bij notarissen en gerechtsdeurwaarders uit de algemene middelen gefinancierd. Met de inwerkingtreding van de Wet doorberekening kosten toezicht en tuchtrecht juridische beroepen is een einde gekomen aan dit verschil. Wij stonden hier al kort bij stil in onze nieuwsbrief van januari 2018.

De drie beroepsgroepen zullen zelf de kosten van toezicht en tuchtrechtspraak moeten gaan financieren. De kosten die vanuit de Rijksoverheid worden gemaakt, zullen op deze manier volledig bij de beroepsgroep neergelegd worden. De beroepsgroepen berekenen deze kosten vervolgens door aan de advocaten, notarissen en gerechtsdeurwaarders via het verplichte lidmaatschap bij respectievelijk de NOvA, KBvG en de KNB.

Kostenveroordeling

Naast het feit dat de advocaten, notarissen en gerechtsdeurwaarders dus meer zullen moeten gaan betalen voor het lidmaatschap bij de beroepsorganisatie, brengt de wet nog een verandering met zich mee die tot aanzienlijke kosten zou kunnen leiden. Met de inwerkingtreding van art. 48ac Advw, art. 103b Wna en art. 43a GDW kunnen advocaten, notarissen en gerechtsdeurwaarders veroordeeld worden tot een kostenvergoeding indien een klacht door de tuchtrechter geheel of gedeeltelijk gegrond wordt verklaard.

Het uitgangspunt van deze nieuwe regeling is het principe dat de kosten van de tuchtprocedure zoveel mogelijk worden gedragen door degene die ertoe aanleiding heeft gegeven dat die procedure noodzakelijk was. Dit principe wordt echter maar eenzijdig toegepast: klagers kunnen niet worden veroordeeld in de kosten. Hoewel het griffierecht verhoogd is tot EUR 50,-, is er voor (notoire) klagers dus een relatief lage drempel om te klagen.

De beroepsbeoefenaar komt minder goed weg. Indien de klacht (gedeeltelijk) gegrond wordt verklaard, moet ten eerste het griffierecht aan de klager worden vergoed. Daarnaast kan de beroepsbeoefenaar, indien er tevens een maatregel (waarschuwing, berisping, schorsing of ontzetting) wordt opgelegd, worden veroordeeld in de kosten die de klager heeft gemaakt voor het voeren van de procedure en in de kosten van de tuchtprocedure. De beroepsgroepen hebben richtlijnen opgesteld voor de kostenveroordeling. Er wordt een 'kostenveroordeling opgelegd, tenzij...' beleid gehanteerd. Slechts bijzondere omstandigheden kunnen aanleiding vormen om de kosten te matigen of in het geheel niet op te leggen. Hierbij geldt dat de bevoegdheid tot het vaststellen van de hoogte van de kostenveroordeling toekomt aan de tuchtrechter.

Hoewel de regelingen van de beroepsgroepen van elkaar verschillen, kunnen de bedragen flink oplopen: van EUR 1.600,- bij advocaten en EUR 2.000,- bij gerechtsdeurwaarders tot EUR 5.050,- bij notarissen per (gedeeltelijk) gegrond verklaarde klacht. Het verschilt per verzekeraar of deze kosten (met inachtneming van het eigen risico) gedekt worden.

Hoge Raad 10 januari 2003 (ECLI:NL:HR:2003:AF0690)

Op 10 januari 2003 oordeelde de HR dat de kosten van een tuchtrechtelijke procedure niet kunnen worden aangemerkt als een redelijke maatregel ter vaststelling van aansprakelijkheid, zodat deze kosten niet vallen onder art. 6:96 lid 2 onder b BW. De HR overwoog dat het wettelijk tuchtrecht voor beroepsbeoefenaren in de eerste plaats tot doel heeft in het algemeen belang een goede wijze van beroepsuitoefening te bevorderen. Hoewel het oordeel van de tuchtrechter over het handelen van een beroepsbeoefenaar in een civiele procedure een rol kan spelen bij de beantwoording van de vraag of de beroepsbeoefenaar aansprakelijk is, betekent dat niet dat een tuchtprocedure tot doel heeft de civielrechtelijke aansprakelijkheid vast te stellen.

De Wet doorberekening kosten toezicht en tuchtrecht juridische beroepen maakt dit mijns inziens niet anders. Klagers kunnen verzoeken om een vergoeding van hun kosten in de tuchtprocedure op grond van de Advw, Wna en GDW. Het is echter niet mogelijk deze kosten (of aanverwante adviseurskosten in het kader van de tuchtzaak) later, in de civielrechtelijke procedure, opnieuw dan wel separaat nog te vorderen, nu de bevoegdheid tot het bepalen van de hoogte van de vergoeding bij de tuchtrechter ligt.

Conclusie

Een procedure voor de tuchtrechter wordt dus nog vervelender. Je loopt als advocaat, notaris of gerechtsdeurwaarder niet alleen het risico op een waarschuwing, berisping, schorsing of ontzetting, je moet hier dan ook nog eens zelf voor betalen. Daar komt nog bij dat deze kosten niet bij iedere verzekering onder de polis vallen.

Dentons is the world's first polycentric global law firm. A top 20 firm on the Acritas 2015 Global Elite Brand Index, the Firm is committed to challenging the status quo in delivering consistent and uncompromising quality and value in new and inventive ways. Driven to provide clients a competitive edge, and connected to the communities where its clients want to do business, Dentons knows that understanding local cultures is crucial to successfully completing a deal, resolving a dispute or solving a business challenge. Now the world's largest law firm, Dentons' global team builds agile, tailored solutions to meet the local, national and global needs of private and public clients of any size in more than 125 locations serving 50-plus countries. www.dentons.com.

The content of this article is intended to provide a general guide to the subject matter. Specialist advice should be sought about your specific circumstances.